140.000 v.Chr. |
West-Europa bevindt zich in de Grote IJstijd, sneeuw- en ijs op grote schaal bedekte Noord- en West-Europa, de grens lag ter hoogte van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe (Posbank). Kort daarna volgde een nieuwe IJstijd die 100.000 jaar duurde.
|
1300 v.Chr. |
In China zouden ten tijde van de Yin-dinastie al metingen zijn verricht van neerslag en wind. |
384-322 v.Chr. |
Aristoteles maakt in deze tijd een standaardwerk over weerkunde, Meteorologica. |
0 |
Rond begin van onze jaartelling beschrijft Plinius wat de beste wind is om tussen de Golf van Aden en India heen en weer te varen. Op de heenreis werd voor de wind gevaren, met dezuidwestmoesson (Hippalus genoemd). De terugreis werd gedaan met de Vulturnus, de zuidoostmoesson die in december waait. Er wordt dan nog niet over windkracht gesproken. |
100 |
Hero van Alexandria ontdekt dat lucht uitzet wanneer het verhit wordt. |
764 |
In dat jaar viel de eerste winter waarvan op geschrift vrij veel bekend is. De winter werd de strengste van de eeuw genoemd. |
1452 |
In Italië wordt voor
het eerst de luchtvochtigheid gemeten. Dit gebeurde door middel van een
spons, gekoppeld aan een balans. |
1500 |
Tot aan de 16e eeuw kregen windrichtingen Latijnse namen: Septentrionalis (noord), Orientalis (oost), Meridonalis (zuid) en Occidentalis (west). De namen zijn nog onder meer te vinden op het Sint Pietersplein in Rome. Rond 1600 begon men de wind aan te tekenen in scheepsjournalen.
|
1540 |
Dit jaar staat bekend als het Grote Zonnejaar. Grote delen van West- en Midden-Europa kenden een half jaar lang een mediterraan klimaat. |
1546 |
Gerardus Mercator ontdekt de magnetische polen op aarde. |
1593 |
Uitvinding door Gallileo Galilei van de voorloper van de thermometer, de thermoscoop. Kort daarna werden deze instrumenten in Nederland verkocht door Cornelis Drebbel (1572-1633) Het apparaat bestond uit een omgekeerde glazen buis in een bak met water. Bij warmer weer drukte de lucht in de buis het water in de buis iets naar beneden, bij kou steeg het waterpeil in de buis iets. |
1607 |
Galileo Gallilei maakt een thermometer op gas. |
1611 |
Marco de Dominis geeft voor het eerst een plausibele verklaring voor het verschijnsel regenboog. |
1620 (ca.) |
Als experiment worden in Nederland de eerste weerkundige waarnemingen gedaan door werktuigbouwkundige Cornelis Drebbel (1572-1633) en astronoom Beeckman (1588-1637). Beeckman hield een dagboek bij in Zierikzee die nooit werd teruggevonden.
Jan Baptista van Helmont gebruikt voor het eerst het woord "gas". |
1632 |
John Ray ontwerpt een waterthermometer. |
1643 |
Evangelista Torricelli vindt de kwikbarometer uit. Een glazen buis van 1 meter lang, gevuld met kwik, wordt omgekeerd in een bak met kwik. |
1648 |
Blaise Pascal legt de werking van een barometer uit aan de hand van de atmosferische luchtdruk Pascal toont samen met Perrier aan dat de lengte van zo'n kwikkolom op de top van een berg kleiner is dan aan de voet van de berg en dat de luchtdruk daar dus lager moet zijn dan op zeeniveau. |
1654 |
Von Guericke, destijds burgemeester van Maagdenburg, doet een spectaculaire proef om het verschijnsel luchtdruk aan te tonen. Hij pompt de ruimte tussen twee halve bollen met een diameter van ongeveer 50 cm leeg. Tot verbazing van de aanwezigen waren zestien paarden niet in staat de halve bollen van elkaar te trekken (de Maagdenburger halve bollen). |
1655 |
De eerste gesloten thermometer wordt vervaardigd door Boyle. Als vulvloeistof wordt ethylalcohol (het gewone alcohol uit dranken) gebruikt. |
1659 |
Bouillon vervaardigt in dit jaar de eerste kwikthermometer. Bij dit type was net zoals bij het type van Galillei (1592) het capillair aan de bovenzijde open. |
1663 |
Robert Boyle bedenkt de naam barometer. In 1662 ontwerpt hij zijn beroemde gaswet, de wet voor ideale gassen: de relatie tussen druk en volume. |
1667 |
Een stel rondreizende Italianen verrichtten in Utrecht enige tijd temperatuurwaarnemingen. |
1675 |
Isaac Newton ontwikkelt zijn theorie over het lichtspectrum. |
1686 |
Edmund Halley ontdekt en beschrijft voor het eerst de relatie tussen de luchtdruk en hoogte boven zeeniveau. Ook ziet hij als eerste de verbanden tussen passaatwinden en moessons (het algehele windpatroon). |
1697 |
De Leidse filosoof Wolfert Senguerd begint met het dagelijks noteren van de standen van verschillende barometers en thermometers. |
1702 |
Leibniz ontwikkelt het idee voor een aneroïdebarometer. In 1760 wordt de eerste aneroïdebarometer door Zeiher daadwerkelijk vervaardigd. |
1705, 19 december |
Waterbouwkundige en cartograaf Nicolaus Samuelis Cruquius (1678-1754) start in Delft driemaal daags met aflezingen van temperatuur, luchtdruk, vocht en neerslag. Hij maakt gebruik van primitieve instrumenten, zoals een opvangbak voor de regen en een luchtthermometer. Dit instrument bestond uit een afgesloten U-vormige buis, waarvan een uiteinde uitmondde in een met lucht gevulde bol. Bij verwarming zette de lucht uit en werd de vloeistof in de buis omlaag gedrukt. |
1706 |
Vanaf dit jaar is een complete temperatuurreeks in Nederland bekend dankzij de waarnemingen van o.m. Cruquius. Nicolaus Samuelis Cruquius, wateropziener en kaartenmaker
(1678-1754), schreef in 1726 een brief naar de Staten van Holland en West-Friesland, de toenmalige regering, waarin hij vroeg om financiële steun voor zijn meteorologische activiteiten. Hij was overtuigd dat weerkundige waarnemingen van temperatuur, neerslag, verdamping en wind, die hij deed, nuttig waren voor de veiligheid en om de waterhuishouding in kaart te brengen.
Zijn reeks van 1706-1734 werd door het KNMI gereconstrueerd en gecorrigeerd.
Cruquius wordt ook wel Klaas Kruik genoemd en werd op Vlieland geboren.
Hij is ook degene die zijn weerwaarnemingen met symbolen voor het eerst weergaf.
Vanaf 1734 wordt er op meer plaatsen in Nederland waargenomen. |
1709 |
Daniel Gabriel Fahrenheit past voor het eerst vloeistof toe in een thermometer, alcohol. |
1710 |
De eerste
Fahrenheitschaal wordt gemaakt. De lichaamstemperatuur wordt in eerste
instantie op 12 graden vastgesteld, vanaf 1717 pas op 96 °F en het vriespunt
van water op 32 °F.
De eenheid Fahrenheit is nog steeds in Amerikaanse landen in gebruik. |
1714 |
Daniel Gabriel
Fahrenheit past voor het eerst kwik toe in een thermometer. |
1721 |
Een Rotterdamse verzekerings- en beleningsmaatschappij start als eerste met een uitgebreid windregister. |
1724 |
Fahrenheit ontdekt onderkoeld water, de vloeibare vorm van water bij een temperatuur beneden het vriespunt, het verschijnsel dat op het aardoppervlak ook ijzel veroorzaakt. |
1726 |
Cruquius dient bij de toenmalige regering, de Staten van Holland, een verzoek in voor financiële steun in zake de meteorologie. Zijn aanvraag werd afgewezen, aangezien men deze wetenschap en hem nog niet zo serieus nam. Ruim een eeuw later probeert Buys Ballot het nog eens. Naar aanleiding daarvan wordt het KNMI opgericht.
|
1729 |
Cruquius gebruikt vanaf dit jaar een thermometer van Fahrenheit en rekent hij al zijn temperatuurwaarden om in Fahrenheit. |
1735 |
De Engelse astronoom Hadley geeft de eerste en redelijk correcte theorie over het ontstaan van de passaatstroming. Hij stelde dat lucht aan de equator moet opstijgen ten gevolge van de verhitting door de zon, waarna deze lucht in de hogere niveaus naar hogere breedten wegstroomt en daarbij naar het oosten afbuigt. Ook dankt de naam Hadleycel aan hem. |
1736 |
Het station Zwanenburg bij Halfweg wordt opgericht, één van de eerste reguliere weerstations van Nederland. |
1740 |
Dat jaar bracht in West-Europa misschien wel de koudste winter uit de beschreven geschiedenis. De winter zou zes maanden geduurd hebben. |
1742 |
Anders Celsius (1701-1744) ontwerpt de Celsiusschaal, in de meeste landen de standaardschaal voor de temperatuur. Aanvankelijk lag het vriespunt van water bij 100 ° en het kookpunt bij 0 °, Martin Stromer draaide dat in 1749 om. |
1752 |
Benjamin Franklin (1706-1790) toont voor het eerst middels een vliegerproef aan dat de bliksem een elektrisch verschijnsel is, kort daarna vindt hij ook de bliksemafleider
uit. |
1756 |
William Cullen ontdekt dat door verdamping lucht afkoelt.
Rond deze tijd ontdekt de Duitser Lambert dat er een bepaald verband bestaat tussen luchtdruk en wind. Pas een eeuw later wordt het door Ferrel en Buys Ballot als een wetmatigheid vastgelegd. |
1784 |
Het verband tussen temperatuur en hoogte wordt ontdekt. |
1790 (ca.) |
De Engelsman Dalrymple ontwerpt in navolging op een molenschaal van Smeaton de eerste windschaal voor maritiem gebruik. |
1800 |
William Herschel ontdekt dat dankzij de zon door voorwerpen infrarode straling wordt uitgezonden. Een jaar later ontdekt Johann Ritter de ultraviolette straling. |
1802 |
Jean-Baptiste Lamarck publiceert voor het eerst iets over wolken. In het Latijn beschrijft Luke Howard in december van dat jaar voor het eerst een
vrij
complete wolkenclassificiatie, "On the modification of clouds". Howard noemde enkele wolkengeslachten anders dan wij ze nu kennen: stratocumulus
werd bijv. door hem cumulostratus genoemd. Enkele passages hieruit:
Cumulus (Latin for “heap”) – This type of cloud can be likened to fluffy cottonballs.
Stratus (Latin for “layer”) – A gray sheet from horizon to horizon.
Cirrus (Latin for “curl”) – These high, wispy clouds are common on pretty days.
Nimbus (Latin for “rain”) – This classification is always used in tandem with either cumulus or stratus.
The two prefixes that describe the height of the clouds are Alto, or "middle,"
and Cirro, which means "high." No prefix translates to low clouds.
Howard's fascinatie voor wolken begint in 1783 op zijn elfde jaar, wanneer tussen mei en augustus delen van de hemel op het Noordelijk Halfrond bedekt zijn met vrij presistente lagen van vulkanische as en stof dankzij vrij heftige vulkaanuitbarstingen in Japan en op IJsland, ook wel bekend als de 'Great Fogg'
Meer over
Howard en Lamarck |
1804 |
John Dalton komt met zijn wet van partieële druk (totale druk = som van de druk die gassen afzonderlijk uitoefenen), de wet van Dalton. |
1806 |
Admiraal Beaufort neemt op 13 januari de windschaal (schaaldelen 0-13) over in zijn journaal aan boord van het Engelse fregat HMS Woolwich. |
1807 |
Beaufort rondt zijn windschaal af. Schaalnummers 1 en 2 voegt hij samen zodat een 12 delige schaal ontstaat. In dit jaar besluit hij ook om een beschrijving van de zeilvoering van een oorlogsfregat (dwarsscheeps getuigde driemaster met 44 kanonnen) zeilend onder verschillende windomstandigheden toe te voegen.
De schaal van Beaufort wordt nog steeds (na enige kleine aanpassingen) in veel landen als dé referentie voor de windsnelheid gebruikt. |
1817, 10 oktober |
Christophorus Henricus Diedericus Buys Ballot wordt geboren op 10 oktober 1817 in het Zeeuwse Kloetinge, waar zijn vader werkzaam was als predikant. Later verhuisde het gezin naar het Gelderse Brakel. Later blijkt hij dé pionier te zijn voor de meteorologie in Nederland. |
1820 |
De Duitser W. Brandes schreef over het verband tussen luchtdrukverdeling en wind. Brandes zag kans aan de hand van kaarten vast te stellen dat stormen steeds in de buurt van lagedrukgebieden optraden. Pas in 1855 zou het pas door Ferrel als wetmatigheid worden omschreven waarmee Buys Ballot in 1857 uiteindelijk beroemd werd. |
1823 |
Heinrich Olbers ontdekt waarom het in de ruimte donker is. |
1826 |
Sinds dit jaar houdt het astronomisch observatorium in Brussel zich al eerste bezig met meteorologie in Europa (vermoedelijk ook in de wereld). België hoorde toen nog bij Nederland. |
1831 |
William Redfield ontdekt na de passage van een orkaan in New England dat de bomen in een verschillende richting zijn gevallen en suggereert dat de wind rond een lagedrukgebied tegen de wijzers van de klok in waait.
Op 27 december wordt de 22-jarige Charles Robert Darwin (1809-1882) als natuuronderzoeker lid van de bemanning van HMS Beagle. Tijdens de vijf jaar durende expeditie worden hydrografische, geologische en meteorologische gegevens uit vele gebieden in de wereld verzameld. Beroemd wordt hij vanwege zijn evolutietheorie. |
1832 |
Door de Engelsman Samuel Morse werd de telegraaf uitgevonden. Deze werd al snel toegepast voor het onderling uitwisselen van weergegevens, zodat men "stormen zag
aankomen". In die tijd begon men de weergegevens in kaart te brengen. |
1833 |
In het Belgische Ukkel wordt het KMI opgericht, het Belgisch Meteorologisch Instituut, de eerste in Europa. |
1835 |
Gustav-Gaspard Coriolis ontdekt dat de beweging van luchtdeeltjes door de rotatie van de aarde wordt afgebogen en noemt deze schijnbare kracht de Coriolis kracht. |
1838 |
Op 28 december wordt de windschaal van Beaufort officieel in Engeland ingevoerd bij de Engelse marine. |
1839 |
De Utrechtste hoogleraar Prof. Dr. Richard van Rees begint samen met zijn twee assistenten Buys Ballot en Krecke een reeks waarnemingen. Voor Ballot is dit zijn eerste kennismaking met de meteorologie. Tot 1843 assisteert hij Van Rees bij deze waarnemingen op de Smeetoren in Utrecht en bij waarnemingen die op buitenlandse aansporing om de drie maanden, n.l. op 21 maart, 21 juni, 21 september en 21 december werden verricht.
Waarschijnlijk is dit het begin van het idee geweest om internationaal te gaan samenwerken. |
1842 |
Het principe van het Doppler-effect wordt door Christian Doppler in theorie bedacht. |
1843 |
Het weerkundig observatorium Den Helder wordt in augustus 1843 op de dijk opgericht. Het bestond uit wat gebouwtjes en een toren die bekend werden als waarnemingsstation de Windwijzer. |
1846 |
De meest algemene rotatieanemometer, de windsnelheidsmeter, werd het eerst beschreven door T.R. Robinson en daarom ook wel Robinsonmolentje genoemd. Het bestaat uit drie of vier holle halve bollen of kegels die zijn bevestigd aan een draaibare verticale as. |
1847 |
De eerste meteorologische publicatie van Buys Ballot, de maandelijkse variaties van de temperatuur over het gehele jaar, verschijnt. |
1848 |
William Thomson Kelvin maakt de gelijknamige temperatuurschaal af. De eenheid Kelvin is nog steeds de officiele natuurkundige eenheid voor de temperatuur. In 1851 stelt hij ook het absolute nulpunt vast (0 graden Kelvin = - 273,15 graden Celsius).
Op 1 december beginnen Buys Ballot en Krecke op het bolwerk Sonnenborgh een reeks van waarnemingen die onafgebroken zou voortduren. |
1849 |
Joseph Henry in Washington plot dagelijks weerkaarten op basis van telegrafische berichten die m.b.v. morsen binnenkomen. In 1837 bedacht Samuel Morse deze tekens en vond daarvoor een apparaat uit. |
1850 |
Buys Ballot begint met het tekenen van de eerste weerkaarten. |
1851 |
Het eerste Nederlandsch Meteorologisch Jaarboek verschijnt bij het KNMI met daarin jaar- en maandtabellen van waarnemingen op de Sonnenborgh te Utrecht en de andere stations in Nederland over de jaren 1849 en 1850, bewerkt door Krecke en Buys Ballot. Behalve in Utrecht worden in dit jaar ook waarnemingen in Leeuwarden (niet de vliegbasis!), Groningen, Den Helder en verder op particuliere stations te Breda, Assen en Nijmegen gemaakt. |
1852 |
Joule en Thomson bemerken dat een uitzettend gas energie kost en uiteindelijk voor afkoeling zorgt.
Buys Ballot doet op 19 juli aan de minister van Binnenlandse Zaken het voorstel om een Meteorologisch Instituut op te richten. |
1853 |
Minister Thorbecke brengt een persoonlijk bezoek aan Sonnenborgh in Utrecht. Hij raakt overtuigd van het feit dat een Nederlands Meteorologisch Instituut een toekomst heeft. Hij verleent een krediet uit de staatskas van fl. 5000,-.
In zijn jaarboek over 1853 kon Buys Ballot vermelden:
"Werkelijk heeft Zijne Majesteit, onze geëerbiedigde Koning, de 31en January dezes jaars, een Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut in het leven geroepen." (Koninklijk Besluit no.61) |
1854 |
Het KNMI - het landelijk meteorologisch instituut - wordt bij Koninklijk besluit van Koning Willem III op 31 januari opgericht. Stichter en eerste directeur (tot 1890) is Christophorus Henricus Didericus Buys Ballot.
Tot 1 mei 1897 zetelt het KNMI in het bolwerk Sonnenborgh te Utrecht. In de loop van dat jaar verhuist het naar "Het Klooster" aan de Wilhelminalaan in De Bilt. In dit gebouw, dan landhuis Koelenberg genaamd, huisde voorheen een strenge vrouwelijke benedictijnenorde. Een houten toren die aan de villa was vastgebouwd, deed dienst als waarnemingscentrum. De houten constructie was nodig om verstoring van de magnetische instrumenten te voorkomen.
In dit jaar wordt ook de windschaal van Beaufort in Nederland opgenomen in het scheepsmeteorologisch journaal (ook wel Extract-Journaal genoemd). In de periode voor 1898 gaat men bij het KNMI niet verder dan windkracht 11. Om 4 uur 's morgens, 12 uur 's middags en 20 uur 's avonds wordt "de meest heerschende windrichting en windkracht" genoteerd. |
1857 |
De Wet van Buys Ballot wordt voor het eerst gepubliceerd bij de Koninklijke Academie van Wetenschappen in Amsterdam:
Als men op het noordelijk halfrond op de grond staat en de wind in de rug heeft, heeft men de lage druk links voor en de hoge druk rechts achter. Op het zuidelijk halfrond
ligt voor een waarnemer die met de rug in de wind staat de lage druk rechts voor en de hoge druk links achter.
Twee jaar eerder had de Amerikaan Ferrel de wetmatigheid volgens de Duitse geschiedschrijver Prof. Dr. Karl Schneider-Carius al theoretisch aangetoond, maar hij gunde de eer graag aan de inmiddels wereldberoemde Buys Ballot die het ook in de praktijk aan de hand van metingen hard maakte. Maar ook Ferrel was niet de eerste. Bijna een eeuw eerder schreef de Duitsers Lambert en in 1820 Heinrich W. Brandes al over het verband tussen luchtdrukverdeling en wind. Brandes zag kans aan de hand van kaarten vast te stellen dat stormen steeds in de buurt van lagedrukgebieden optraden. De Franse onderzoekers Antoine Lavoisier en Baptiste Lamarck stelden rond 1800 dat het mogelijk moest zijn op basis van waarnemingen, gelijktijdig op verschillende plaatsen, iets over het toekomstige weer te vertellen. |
1860 |
De Britse meteoroloog Glaisher doet een serie weerballonoplatingen, ballonnen die een hoogte van ca. 9 km bereiken. Op 1 juni begint in Nederland een proefperiode met het uitgeven van stormwaarschuwingen. |
1864, 20 februari |
De officiële stormwaarschuwingsdienst wordt ingesteld. Met optische seinen (kegels, cilinders, ballen en lantaarns) worden mensen gewaarschuwd. |
1871 |
Tyndall and Rayleigh ontdekken de verstrooiing van licht en ook waarom de hemel blauw is. |
1873 |
De International Meteorological Organization (IMO) wordt opgericht om wereldwijd samen te werken op het gebied van weer en klimaat. In de Verenigde Staten wordt de eerste waarschuwing voor een tropische orkaan uitgegeven. |
1874 |
Aan de schaal van Beaufort wordt
door de Engelsman R.H. Scott equivalente windsnelheden gekoppeld. Later
blijkt dat de snelheden 20-40% te hoog liggen. |
1879 |
Josef Stefan doet de
empirische ontdekking van zijn stralingswet van Stefan. |
1890 |
In januari start het KNMI (toen nog op de Sonnenborgh in Utrecht) met de publicatie van de eerste weerkaarten. Even later, op 3 februari, overlijdt Buys Ballot - eerste hoofddirecteur van het KNMI - te Utrecht. |
1892 |
De eerste hoogtewaarneming was in 1780 op een bergstation al begonnen.... in 1892 ging de eerste officiële weerballon de lucht in. |
1897 |
Op 1 mei verhuist het KNMI naar landhuis Koelenberg in De Bilt waar tegenwoordig nog de seismologische dienst is gehuisvest. |
1900 |
Nederlandsch Tijdschrift voor Meteorologie wordt opgericht, die in 1901 overging in de lange tijd bestaande Hemel en Dampkring. Even later vindt ook oprichting van de Vereeniging voor Weer en Sterrenkunde door Christiaan A.C. Nell (1857-1960) plaats. Nell leidde in deze jaren ook de Nederlandsche Weerkundige Vlieger Vereeniging.
In de staat Texas komen ca. 6000 mensen om door de Galveston orkaan.
In het Extract-Journaal (scheepsweerjournaal) van het KNMI wordt nu 6 maal per dag de windrichting en windkracht genoteerd, nu ook evt. met windkracht 12. |
1902 |
Fransman Teisserenc de Bort ontdekt tijdens een ballonoplating de stratosfeer.
|
1904, 26 juni |
In de aardbevingscatalogus van het KNMI: “Seismische Registrierungen in De Bilt” komt op 26 juni 1904 de eerste vermelding voor van een aardbeving. Op deze datum begon De Bilt voor het eerst met het registreren van aardbevingen in Nederland. Dat is nu dus ruim 100 jaar geleden. |
1908 |
Eerste ballonvluchten om bovenluchtwaarnemingen te doen worden uitgevoerd. |
1909, 6 april |
Robert Edwin Peary bereikt als eerste de noordpool. |
1911, 28 november |
Marinus Meel, vliegtuigbouwer verleent aan Cannegieter toestemming om op de Fokker D-XVI een meteorograaf te monteren. Dit apparaat schrijft de luchtdruk, temperatuur en vochtigheid tijdens de vlucht.
De Noor Roald Amundsen bereikt als eerste mens de zuidpool. |
1913, 1 juli |
De Luchtvaart Afdeling (LVA) wordt opgericht. Als eerste vliegveld wordt Vliegheide Soesterberg (thans een grote vliegbasis) in het leven geroepen. Daar wordt tevens een meteorologisch vliegerstation geïnstalleerd. In 1917 verzoekt het KNMI de Minister van Oorlog om vliegtuigen van de LVA meteorologische hoogtevluchten te laten uitvoeren. Tot 1920 wordt dit "weerberichtvliegen" onregelmatig gedaan. |
1917 |
In dit jaar verving het KNMI de houten toren van 30 meter door een betonnen exemplaar. De toren, met later daarin een weerradar, is het symbool geworden van het KNMI en heet in de volksmond de Kopspijker. |
1918 |
Op de Noorse school, een groep meteorologen in Bergen, wordt de frontentheorie ontwikkeld wat veel meer inzicht geeft in het weer en de analyse van weerkaarten.
Jack Bjerkness, zoon van Vilhelm Bjerkness, kwam in 1918 met een depressiemodel. De benamingen warmtefront en koufront zijn dan nog niet te vinden, al werden dit toch vrij snel de begrippen waarmee voor- en achterkant van de warme lucht werden aangeduid.
In 1919 voert Bergeron er een derde type front aan toe: het occlusiefront.
In 1920 bedenkt Solberg een model voor zogenaamde depressiefamilies. |
1922 |
In 1922 werd een eerste bescheiden weerdienst voor de Luchtvaartafdeling opgericht. |
1923 |
Uit dit jaar stamt het nog steeds in gebruik zijnde klimaatsysteem van Vladimir Köppen. Volgens zijn wijze van indelen worden de landen ingedeeld naar een klimaattype met name aan de hand van de gemiddelde temperaturen en hoeveelheden neerslag en formules die daaraan gekoppeld zijn. Hij lette daarbij vooral op de verschillen in vegetatie op aarde. |
1924 |
KNMI, De Bilt zendt voor het eerst via de eigen zender "Fort Vossegat" weerberichten de ether in. Met tussenpozen van hooguit twintig minuten worden de weerberichten uitgezonden. |
1927 |
De eerste officiële weercode wordt verspreid en toegepast. Nog steeds een internationaal werkend systeem waardoor er geen taalproblemen voorkomen. |
1928 |
Het prototype van de radiosonde wordt door de Rus Pavel Aleksandrovich Moltchanoff uitgevonden. |
1932 |
De eerste Internationale Atlas Der Bewolking En Toestanden Van Den Hemel verschijnt. |
1933 |
Tor Bergeron bewijst samen met Findeisen de tot op heden belangrijkste theorie voor het ontstaan van neerslag. Alfred Wegener gaf echter al eerder de aanzet tot deze theorie die in 1930 op Groenland stierf. |
1936, 20 november |
Het weer wordt door persbureau Vaz Dias als vast item opgenomen in de nieuwsberichten op de Nederlandse radio. Vaz Dias was voorloper van het ANP.
Ingenieur Steringa Idzerda was de eerste die in Nederland de eerste officiële radio-uitzendingen verzorgde. Dat was al eerder op 6 november 1919. |
1938 |
Het KNMI richt een meteodienst op de luchthaven Schiphol op, vooral na 1945 volgden meer weerstations. |
1943 |
In dit jaar vliegt een Amerikaanse piloot voor het eerst (het oog van) een orkaan binnen. |
1944 |
Tijdens de vluchten van Amerikaanse militaire piloten boven Japan, wordt de straalstroom (de jetstream) ontdekt.
Op de conventie van de Verenigde Naties wordt in Chicago de ICAO opgericht, een organisatie die zich wereldwijd bezighoudt met de bevordering van de vliegveiligheid. ICAO, met hoofdkantoor in Montreal, kwam voort uit de IATA die in 1919 in Den Haag werd opgericht. |
1945 |
Wolkenfotograaf A. J. Aalders krijgt in 1945 de dr. J. Van der Bilt prijs. Hij legde al voor de Tweede Wereldoorlog een grote verzameling wolkenfoto's aan, eerst in zwart-wit, na de oorlog ook in kleur, van alle geslachten, soorten en varieteiten, foto's van uitzonderlijke kwaliteit. Zijn foto's zijn onder andere gebruikt bij het samenstellen van de wolkenatlas van de WMO. |
1945, 4 juni |
Op marinekamp Valkenburg begint een reeks van waarnemingen, het eerste militaire onderdeel dat hieraan begint. Eind jaren veertig, maar vooral vanaf 1952 beginnen ook de andere militaire vliegvelden. |
1945, 14 september |
Een telexverbinding wordt tussen het KNMI en Schiphol verwezenlijkt. |
1946 |
In De Bilt wordt een apart Meteorologisch Detachement opgericht, welke zich later met meteorologische opleidingen zou gaan bezighouden. |
1947 |
Dit jaar krijgt het Nederlandse weerbericht een eigen plaats op de Hilversumse zenders. 's Ochtends om 05.45 uur en 07.15 wordt overgeschakeld naar een studiocel van het KNMI waar behalve de verwachting ook het weeroverzicht en weerrapporten wordt gedicteerd.
De windschaal van de Duitse zeilkapitein Petersen wordt officieel aan de schaal van Beaufort toegevoegd. Deze schaal is vooral gebaseerd op het uiterlijk van de zee en het geluid en toestand van de rollende cq. brekende golven.
In dit jaar start het KNMI in De Bilt met de eerste radiosondeoplatingen (weerballonnen). |
1950 |
De IMO (zie 1873) wordt op 23 maart omgedoopt tot WMO, Wereld Meteorologische Organisatie. Op deze datum is nu elk jaar de Wereld Meteorologische Dag. In 1951 is de
WMO operationeel. 29 lidstaten hebben zich verenigd met als doel de communicatie van weerkundige waarnemingen en onderzoeken te bevorderen.
De numerieke verwachtingen, verwachtingen op basis van computerberekeningen neemt zijn aanvang. Grondlegger is eigenlijk Lewis F. Richardson, die vlak na de Eerste Wereldoorlog in experimenteel stadium (zonder een computer) vele ingewikkelde berekeningen maakte en daarop voor het eerst een verwachting baseerde. |
1951, 7 oktober |
Het eerste
weerbericht is op de Nederlandse televisie te zien tijdens een tweede experimentele TV-uitzending van de NTS. Weerman is Cor van der Ham, KNMI-meteoroloog. Diezelfde avond wordt ook een uitgebreide bijdrage over het weer uitgezonden in het VPRO-programma "de mens en zijn liefhebberijen". Daarin wordt aan de Friese onderwijzer Hans de Jong, toen nog weeramateur en later weerman van de NCRV, ruim aandacht geschonken.
Tussen 1953 en 1968 presenteert Joop den Tonkelaar maar liefst 800 weerpraatjes.
Het journaal begon pas op 5 januari 1956, het weerbericht was er dus eerder. |
1953 |
In Amerika worden vanaf nu aan de tropische stormen meisjesnamen gegeven.
Armand Pien, meteoroloog bij het KMI in Ukkel, treedt in dienst als weerman bij de BRT.
1 februari: één van Nederlands grootste natuurrampen treedt op: de watersnoodramp waarbij op meer dan 90 plaatsen dijken in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant doorbreken. In totaal komen 1835 mensen om het leven. Meer dan 140.000 ha. land komt onder water te staan. |
1954 |
Bij het 100-jarig bestaan van het KNMI in dit jaar waren er vijf afdelingen:
- Algemene Dienst
- Weerdienst en Luchtvaartmeteorologie
- Klimatologie en Landbouwmeteorologie
- Oceanografie en Maritieme Meteorologie
- Geophysica
|
1957 |
De allereerste neerslagradar wordt in de Verenigde Staten operationeel. |
1959 |
Het KNMI krijgt zijn eerste weerradar op de luchthaven Schiphol. In 1962 komt de eerste radar op de KNMI-toren van De Bilt te staan. De waarnemingen worden met de hand gedaan, vanaf 1989 loopt het automatisch en is er elk kwartier een radarbeeld beschikbaar. |
1960, 1 april |
De eerste weersatelliet, de TIROS, wordt in de Verenigde Staten gelanceerd. De foto's waren in het zogeheten zichtbaar licht. Met de lancering van TIROS 8 in 1966 wordt een nieuw systeem geïntroduceerd, waardoor de televisiebeelden overal ter wereld direct kunnen worden ontvangen (APT = automatic picture transmission). |
1963, 26 januari |
De Noordzee lag vol met ijs dat door een verwachte draaiing van de wind het strand op zou drijven. Op zaterdagavond 26 januari 1963 vertelde weerman Joop Tonkelaar de tv-kijkers: "als u iets wilt zien wat u waarschijnlijk nooit meer in uw leven te zien zult krijgen, dan moet u morgen naar de kust gaan". De dag daarop liepen de wegen vol; zonder het zich te realiseren was de weerman verantwoordelijk voor de eerste grote file in ons land. |
1965 |
In Hilversum wordt een nieuw weercentrum geopend, het Luchtmacht Meteorologisch Centrum. |
1972 |
In dit jaar wordt door de Tropical Prediction Center (nu bekend als de National Hurricane Center) de schaal van Saffir/Simpson in gebruik genomen. In 1969 wordt de schaal door Herbert Saffir ontworpen. Robert Simpson, directeur destijds van het NHC voegde de storm surge (wateropzet boven normale getij) hieraan later toe. Deze schaal bepaalt aan de hand van o.m. luchtdruk, stormvloed en maximaal gemiddelde windsnelheden de sterkte van een orkaan. Hieraan gerelateerd is de sterkte en mogelijke schade van een tropische orkaan. In de Atlantische Oceaan gelden vijf categorieën, waarbij categorie 5 de sterkste is.
In dit jaar moest het monumentale complex ter hoogte van de Coenraadbotstraat in Den Helder wegens de dijkverzwaring gesloopt worden en verhuisde het KNMI weerstation naar het marinevliegkamp De Kooy waar het op 1 augustus als officieel synoptisch station (06235) geopend wordt. |
1973 |
Na jaren van ruimtegebrek nam het KNMI te De Bilt een nieuwe vleugel in gebruik. Ook in de periode na 1973 maakte het weerkundig instituut een groei door, waardoor de behuizing binnen tien jaar opnieuw te klein was. |
1974 |
In dit jaar wordt de Werkgroep Weeramateurs opgericht.
De Amerikanen Mario J. Molina en F. Sherwood Rowland ontdekken dat CFK's het ozonlaag kunnen afbreken. |
1975, 16 oktober |
De eerste
GOES, de GOES-1 wordt gelanceerd en is de eerste weersatelliet in een (geo)stationaire baan.
In dit jaar ontwikkelen Saffir en Simpson een schaal voor tropische orkanen om hun sterkte en categorie mee uit te kunnen drukken. |
1976 |
De TOR (Telex Over Radio) en de radiofax worden steeds meer gemeengoed, met name op zeeschepen. Hierdoor wordt de weerinformatievoorziening aan schepen sterk verbeterd, doordat veel weerinstituten, zoals Offenbach (DWD) via de lange- en kortegolfradio een zeer uitgebreide service bieden.
Bij het KNMI worden de eerste plotmachines van het type XYnetics aangeschaft. Een jaar later worden ze operationeel. Het papier werd plat op een soort tafel neergelegd waarboven de plotpennen in alle richtingen verplaatst konden worden. |
1977, 1 november |
De eerste van een serie Europese weersatellieten wordt gelanceerd met de naam Meteosat 1, een geostationaire satelliet die op 36.000 km boven de evenaar in de buurt van Lagos haar positie inneemt. |
1978, 16 juni |
De GOES-3 wordt gelanceerd, de eerste weersatelliet die op basis van infraroodtechniek zowel overdag als 's nachts opnamen van de weerpatronen kan maken.
In hetzelfde jaar gaat de eenheid van druk officieël over van Bar naar Pascal. Voor de weerkundigen betekent dat voortaan Hectopascal (hPa) i.p.v. Millibar (mbar). |
1979 |
Door protesten bij feministische groeperingen, worden vanaf nu aan tropische stormen en orkanen beurtelings een jongens en meisjesnaam gegeven. |
1979, 1 juni |
In 1973 werd tijdens een conventie een Europees samenwerkingsverband opgericht voor het maken van middellange termijnverwachtingen. Het is begonnen als een project van de "European Cooperation in Science en Technology" - Europees samenwerkingsverband voor wetenschap en techniek. Zes jaar later, in juni 1979 werden in de Engelse plaats Reading door het ECMWF (European Center for Medium Range Forecasts) de eerste middellange termijnverwachtingen opgesteld. Op 1 augustus 1979 werden deze verwachtingen operationeel. Originally a COST (European
Cooperation in Science and Technology) project, the Centre was established in 1973 by a Convention. The first real-time medium-range forecasts were made in June 1979. The Centre has been producing operational medium-range weather forecasts since 1 August 1979. |
1981, 1 januari |
De
SYNOP,
de internationale weercode die (bijna) uurlijks door meer dan 9000 weerstations onder auspiciën van de WMO wordt gemaakt, krijgt een drastische metamorfose. Vooral in de regelgeving als in de volgorde van de elementen verandert veel. Ook de herkenbaarheid van bepaalde elementen verbetert in sterke mate. |
1982 |
Na bijna 14 jaren van het scherm te zijn verdwenen, keert de weerman terug op TV, eerst alleen in het late NOS-journaal, vanaf 1988 ook in het 8-uur journaal. Begin jaren negentig begint Véronique, later RTL 4, met een uitgebreide weerrubriek.
In 1994 breidt ook de NOS de hoeveelheid zendtijd voor het weerbericht uit. |
1985 |
Voor het eerst wordt door onderzoek een gat in de ozonlaag boven Antartica ontdekt. Hiermee wordt de theorie van Paul Crutzen waarheid.
Vanaf dit jaar is het KNMI meetnet uitgerust met Sensor Intelligente Interface Modules (SIAM). SIAM's vormen een schakel tussen de sensor en het inzamelsysteem op waarnemingstations. De SIAM module’s worden toegepast in het synoptische meetnet, de velden van de Luchtmacht, Marine, Cabauw, de Noordzee platforms en stations van Rijkswaterstaat. Elke sensor is aangesloten via zo'n module. Voor elke sensor of samenstel van sensoren is er zo'n SIAM. |
1986 |
In Wageningen wordt het eerste particuliere en commerciële weerbedrijf opgericht met de naam Meteoconsult. Directeur is Harry Otten. |
1990 |
Op de Nederlandse Teletekst begint KNMI-er Harry Geurts op pagina 717 de educatieve weerrubriek Nader Verklaard. |
1991, 30 maart |
Op deze datum wordt het eerste particuliere weercentrum in Nederland, dat van Jan Versteegt in Tolkamer, geopend door Jan Pelleboer. |
1992 |
De nestor van de weermannen in Nederland en ooit meteoroloog bij het KNMI, Jan Pelleboer overlijdt op 18 juli van dit jaar.
Op 24 augustus worden het zuiden van Florida en Louisiana getroffen door orkaan Andrew; deze veroorzaakt een schadepost van 50 miljard gulden, de meest kostbare orkaan in de USA.
In september wordt met de oprichting van de LMG (Luchtmacht Meteorologische Groep) de LMC (Luchtmacht Meteorologisch Centrum, onderdeel van LVMG) en de LMS (Luchtmacht Meteorologische School) gefuseerd. De LMG vormt als klein en zelfstandig onderdeel het overkoepelende orgaan voor de weerkundige diensten binnen de krijgsmacht. De LMG is gezeteld op de vliegbasis Woensdrecht. |
1993, 1 juli |
De METAR, een weercodevorm voor de luchtvaart, wordt drastisch gewijzigd. |
1994 |
Steeds meer meteorologische instuten, zoals de DWD (Offenbach) stoppen om commerciële redenen met de distributie van uitgebreide weergegevens als verwachtingsmodellen en analyses per radiofax (facsimile).
In 1994 breidt ook de NOS de hoeveelheid zendtijd voor het weerbericht uit.
|
1995 |
Het KNMI neemt in samenwerking met de Koninklijke Luchtmacht een eigen onweersdetectiesysteem in gebruik, SAFIR, een Frans systeem.
Het Internet is in opmars. Steeds meer mensen ontdekken dat hier veel weerinformatie, zoals bijvoorbeeld satelietfoto's, op te vinden is. |
1996 |
Vanaf dit jaar doet in Nederland de Doppler-radar zijn intrede. Zowel in Den Helder als op het KNMI worden 2 nieuwe radars geïnstalleerd. |
1997, 2 september |
De laatste in een serie satellieten van Meteosat, de Meteosat 7, wordt gelanceerd.
Deze is thans nog voor Europa in gebruik en zal t.z.t worden vervangen door een nieuwe generatie satellieten, Meteosat Second Generation.
In dit jaar doen ook de animaties en satellietfoto's bij het TV-weerbericht in de journaals bij de NOS hun intrede. |
1998 |
Het warmste jaar in de afgelopen duizend jaar wereldwijd. Gemiddeld wordt een temperatuur van 14,6 graden berekend en dat is maar liefst 0,9 graden warmer dan het gemiddelde van 1856-1899. In Nederland is het op veel plaatsen een recordnat jaar met 1240 mm in De Bilt. Vooral de herfst was op veel plaatsen recordnat. |
1999, 1 april |
Een nieuw weerbedrijf, Weerbureau HWS (Holland Weather Services) gaat op 1 april van start. Dit is een gevolg van het feit dat het KNMI zijn commerciële activiteiten op die datum beëindigt en daarmee overdraagt aan het nieuwe weerbedrijf in Soest.
Precies één maand later van dat jaar wordt ex-weerman Hans de Jong uit Gorredijk in het zonnetje gezet. Hij is dan precies 50 jaar in dienst als regenwaarnemer van het KNMI. |
2000 |
Bij het KNMI start men met het CLIWOC-project waarbij klimatologen uit Nederland, Engeland en Spanje samenwerken en de tientallen duizenden gegevens uit scheepsjournalen en logboeken analyseren en vastleggen. Het project duurt 3 jaar en wordt in december 2003 afgerond. Maritiem meteoroloog Frits Koek is verantwoordelijk voor de database waarin uiteindelijk alle weersgegevens terechtkomen. Günther Können is verantwoordelijk voor de internationale coördinatie. |
2001, 27 november |
Oud tv-weerman Joop den Tonkelaar overleed op deze dag op vijfenzeventig jarige leeftijd in Utrecht. Hij stond aan de wieg van de televisie en presenteerde tussen 1953 en 1968 de weerpraatjes in het toenmalig NTS-journaal. Hoogtepunt in zijn loopbaan was ongetwijfeld de zeer strenge winter van 1963. De Noordzee lag vol met ijs dat door een verwachte draaiing van de wind het strand op zou drijven. Op zaterdagavond 26 januari 1963 vertelde Joop de tv-kijkers: "als u iets wilt zien wat u waarschijnlijk nooit meer in uw leven te zien zult krijgen, dan moet u morgen naar de kust gaan". De dag daarop liepen de wegen vol; zonder het zich te realiseren was de weerman verantwoordelijk voor de eerste grote file in ons land.
|
2002, 29 augustus |
Om 00.45 uur Nederlandse zomertijd werd vanaf de basis bij Kourou (Frans-Guyana) de eerste van een nieuwe serie van weersatellieten gelanceerd, de MSG-1 (Meteosat Second Generation). De komende jaren zal deze sterk geavanceerde weersatelliet de verouderde Meteosats vervangen. |
2002, 28 november |
Om 12.15 utc (13.15 uur Ned. tijd) ontving het Duitse Eumetsat de eerste beelden van de moderne geostationaire weersatelliet MSG-1 (Meteosat Second Generation). Elke 15 minuten kunnen we van deze satellieten beelden in maar liefst 12 verschillende kanalen ontvangen. Behalve dat is de resolutie van de beelden sterk verbeterd. |
2003, 1 februari |
Herdacht in Nederland wordt de watersnoodramp uit 1953, op deze dag 50 jaar geleden. |
2003, 22 september |
In de ochtend overleed de bekende Belgische weerman Armand Pien in zijn woonplaats Hoeilaart. Hij stierf aan de gevolgen van een hartaanval. De meeste bekende weerman van Belgie werd 83. Hij kwam voor het eerst op televisie in 1953 bij de BRT. In 1985 ging hij met pensioen bij het KMI. Pas op 31 augustus 1990 presenteerde hij voor de BRT zijn laatste weerpraatje. Hij verzorgde ruim 5.000 weerpraatjes op televisie en 3.000 op de radio.
|
2005, 22 juni |
Op 22 juni 2005 overleed in zijn woonplaats Bilthoven op 92 jarige leeftijd oud KNMI-meteoroloog Klaas Rienk Postma. De zeer gedreven meteoroloog was een geboren weerkundige en heeft zijn hele leven belangrijke bijdragen geleverd aan de meteorologie. Belangrijk was zijn rol als één van de verantwoordelijke meteorologen bij de Watersnoodramp van 1953. Hij zag de ramp ruim op tijd aankomen en heeft samen met collega meteoroloog dr. H. Bijvoet alles in het werk gesteld om een van de twee Hilversum radiozenders, die toen nog geen nachtuitzendingen hadden, tijdens de rampnacht speciaal in de lucht te houden. Die mogelijkheid werd hen die nacht ontnomen hetgeen in de weerkamer een ontzettend gevoel van onmacht gaf. |